Media en Cultuur – Academische Vaardigheden en Onderzoek

Schrijven

Al vanaf de eerste weken van je studie zul je regelmatig zelf academische teksten moeten produceren. Soms zijn ze kort (150 tot 400 woorden), zoals bij een weekopdracht voor een cursus of een tentamenvraag, soms gaat het om middellange teksten (400-1500 woorden, één tot drie A4tjes) die fungeren als tussentoets. Soms moet je de tekst direct ter plekke produceren (op een tentamen), en soms heb je er een paar dagen de tijd voor. (opdrachten, samenvattingen). Hoewel de opdrachten, de genres en de lengte erg kunnen verschillen, zijn er een aantal basisprincipes voor het schrijven van academische teksten die in opgaan voor alle genres. Dit hoofdstuk behandelt die basisprincipes, toegespitst op korte en middellange teksten. Aan het eind van dit hoofdstuk komen samenvattingen aan de orde (zie voor langere academische teksten zoals cursuspapers en BA-eindwerkstukken hoofdstuk 4).

Overigens geldt voor alle adviezen in deze handleiding dat het goed zou kunnen dat je een docent treft die juist wil dat je het anders doet. Conformeer je daar dan aan. Schrijven, betogen en academisch werken zijn immers geen fenomenen die zich laten vatten in universele natuurwetten; we kunnen hier slechts richtlijnen geven.

De korte en middellange teksten die je aan de universiteit produceert, zijn globaal te onderscheiden in:

  • reproductieve teksten, waarin je de inhoud en hoofdlijnen van een boek of artikel weergeeft (tentamenvragen, samenvattingen)
  • beschrijvende teksten, waarin je fenomenen/objecten of visies weergeeft, vergelijkt en met elkaar in verband brengt (weekopdrachten, tussentoetsen, onderdelen van papers)
  • betogende teksten, waarin je op basis van verwerkte teksten en theorieën een eigen standpunt onderbouwt (weekopdrachten, tussentoetsen, onderdelen van papers)
  • analyserende teksten, waarin je aan de hand van theoretische concepten een bepaalde gemedieerde uiting (gesprek, tekst, film, tv-programma, theatervoorstelling, muziekstuk, game etc) beschrijft, analyseert en interpreteert (weekopdrachten, tussentoetsen, onderdelen van papers).

In de praktijk is er natuurlijk vrijwel altijd sprake van mengvormen, zoals reproductief- betogend, of beschrijvend-betogend, afhankelijk van de precieze opdracht of tentamenvraag. In de regel kun je ervan uitgaan dat de docent altijd meer van je wil zien dan platte reproductie, dus dat je via reproductie en/of beschrijving toewerkt naar problematisering en betoog. Hoewel je in sommige gevallen een (korte) tekst ter plekke moet produceren, zoals op een tentamen, geldt voor alle gevallen: begin nooit zomaar te schrijven! Bereid je mentaal en op papier c.q. het beeldscherm voor, en werk in principe met twee versies: een eerste voorlopige (in geval van tentamen: een kladje waarop je rommelt, schuift en schrapt) en een tweede definitieve. Idealiter zit er even pauze tussen het schrijven van de eerste en de definitieve versie. Plan het schrijfwerk hoe dan ook ruim in; voor het schrijven van een academische tekst van twee A4-tjes ben je al gauw een uur of vijf kwijt, en vaak zal een goede korte tekst voor een thuisopdracht niet veel minder kosten.

Voor alle soorten academische tekstproductie komt het primair aan op systematisch en secuur werken. Schematisch komt dat op het volgende neer:

  1. Voorbereiding en ordening
    1. Vaststellen van de gevraagde tekstsoort
    2. Beeld vormen van een mogelijke structuur
    3. Inventariseren, selecteren en rubriceren
    4. Bepalen volgorde en structuur
  1. Schrijven
    1. Introduceren met een pakkende inleiding
    2. Werken aan alinea’s
    3. Lezersperspectief innemen
    4. Feiten en meningen scheiden
  1. Herschrijven en afwerking
    1. Checken hoofdlijn, alineastructuur, zinsbouw en woordkeus
    2. Organiseren van feedback
    3. Checken formele randvoorwaarden

Op de volgende sites worden alle stappen behandeld, voorzien van do’s & don’ts en voorbeelden, waar nodig uitgesplitst naar tekstlengte en -type.


Lees meer over:

Of ga naar: